Victor E. van Vriesland
aan
Menno ter Braak
Rotterdam, 9 oktober 1935
Rotterdam, 9 October 1935
Leuvehaven 34b
Beste Menno,
Door groote drukte vind ik eerst nu gelegenheid, je te schrijven.
Wat een geouwehoer direct in de pers over Forum! Met je aan de redactie gezonden antwoordbrief aan Zijlstra kan ik over t algemeen wel instemmen - alleen niet waar het mijzelf en mijn houding in het conflict betreft. Zonder nu in deze gedane zaken te willen terugtreden - ook tegenover de anderen zal ik het er nu maar bij laten -, wou ik toch nog even opmerken dat ik, begrijpende het belang dat je aan de medewerking van Eddy, als mede-opzichter, hechtte, juist daardoor van inmenging mocht spreken. Niet in jouw zaken, zoals je schrijft, - maar in die van de redactie. Want hij moest de consequentie voor jou van zijn terugtrekken weten, en daardoor werd zijn aankondiging, nog vóór wij onder elkaar tot een besluit waren gekomen, een ultimatum - dat ik voor mij me niet wenschte te laten welgevallen.
Het is jammer dat jij en je brief voor dezen kant van de zaak geen oog hebben. Subjectief moge voor jou, en zelfs (maar dat betwijfel ik sterk!) heel misschien voor Eddy, geen intimidatie en inmenging bestaan hebben, objectief bestond die zeker; en van ons drieën heb ik daaruit de consequentie getrokken.
Wij zullen wel binnenkort vergaderen om een redactioneele slotverklaring op te stellen, die Doeke Zijlstra, naar hij mij vandaag zei, in verband met de loopende persgeruchten en toch liever in November dan in het laatste nr. wil hebben. Waar m.i. ook tegenover de abonné's, die nu over opheffing gelezen hebben, iets voor te zeggen valt.
Ik heb zooals je weet nog een massa inzendingen liggen, maar ik zal daar maar niets meer aan doen, vindt je niet? We zullen toch waarschijnlijk al moeite genoeg hebben om de aangenomen copij nog in 2 nummers onder te brengen.
Bedankt dat je dat gedicht nog hebt meegenomen het zou anders wel niet weer gekund hebben, daar mijn bundel hoogstwaarschijnlijk nog op t eind van deze maand uitkomt. En elke rijksdaalder heb ik broodnoodig.
Je laatste brief ben ik kwijt, maar ik weet nog wel ongeveer wat er in stond. Tot mijn groote spijt kan ik onmogelijk tijd vinden om een boek van de beteekenis van Het Tweede Gezicht zelf te bespreken. Ik moet mij helaas! Meestal wegens volkomen tijdsgebrek tot betrekkelijk onbelangrijke boeken bepalen; maar dat moeten dan perslot Nijgh en v.d. Hoeven maar zelf weten. Maar ik heb er een uitvoerige bespreking door Henny van liggen, zoodat jij hiervan niet de dupe bent. Ik zal dit zoo gauw mogelijk plaatsen, maar zit nogal krap met mijn ruimte de laatsten tijd.
Hartelijke groeten ook aan Ant,
je Vic.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum