pen kan), òf hij grijpt de gelegenheid met beide handen aan om van mij en alle ‘onzekeren’ af te zijn, en in dat laatste geval zal jij dat merken, want dan stuurt hij jou het ms. van Schandaal in Holland. (Die Van Haren-geschiedenis.)
Ik heb hem geschreven dat jij daarvoor dan een anderen uitgever zou zoeken, in Holland, maar entre nous is dit niet eens noodig. Stuur mij dat ms. maar terug, liever dan er allerlei moeite voor te doen. Ik wil het nl. alleen geven aan een uitgever die zich verbindt minstens 4, liefst 6, van die boekjes uit te geven; anders wordt het achteraf weer een hopeloos gedonderjaag. En haast heb ik niet met die Van Harens, - vooral nu niet, nu ik voor de ‘vervolgen’ toch amper tijd heb.
Ik ben er nauwelijks minder erg aan toe dan jij en Jan. Als iemand mijn handschrift nakeek, zou hij misschien zeggen dat ik op den rand van krankzinnigheid sta. [Ik heb hoofdpijn, ben gejaagd, heb lust met iedereen ruzie te maken en zou liefst in geen maanden één koloniaal bekwerk zien.] Ik vorm mijn letters alleen nog maar met de grootste moeite, en terwijl ik vroeger glad en vlug schreef, gaat het nu een slakkengangetje. Schrijf ik niet al een beetje als Vestdijk?
Gister kreeg ik van Binnerts het Februari-nr. van G. Ned. te zien. Mijn blocnotes leken me ellendig: stroef en moeizaam geformuleerd, eig. precies zooals ik nu fysiek schrijf. Dat kwam door de laatste loodjes in Holland (Europa dan); wat mij nu overkomt is Indische samenleving + Bataviasche hitte. Omgang met geestelijke halfwassen en zon voor misgewas.
Bep Vuyk is hier. Ik had haar willen ‘interviewen’ voor 't Bat. Nwsbl. maar zij kwam òf te laat òf had geen zin; daar waar ik een boodschap voor haar achtergelaten had, miste ik haar althans. Het kan zijn dat zij vanavond nog opdaagt, anders is zij misschien verstoord op mij, wie weet, of door Donker jegens mij verdonkerd. Zij houdt morgen een lezing, maar gek genoeg om 10 uur 's morgens, alswanneer ik op het Archief dien te zijn. Bovendien, die lezing is voor de vereeniging van huisvrouwen en interesseert mij op zichzelf hoegenaamd niet. Als Szekely Lulofs hier was, zou zij voor de Kunstkring spreken en door