krijgt wèl gelijk, wat de verkeerde toon in corresp. betreft, want met Querido was het ook slag op slag zoo.
Ik stuur je het briefje van Ritman door om je een reactie te laten zien op ons Multatuli-geroep, komend van een der meest verlichte koloniseerenden hier. Ritman is een jongere Schilt, ± 50 inpl. van ± 65. In 't gebruik een ‘beste vent’, trouwens dat merk je wel uit zijn brief, gegeven vooral dat hij mij boos waant. Wie Meyer Ranneft is doet er niet veel toe. Een van de nogal ‘ethische’ hooge heeren hier (nu weg), voor wien Ritman nogal bewondering heeft. R. schreef mij - om te plagen inderdaad - dat jouw en mijn multatulionisme hem een infantiele regressie leek; waarop ik antwoordde dat misschien zijn bewonderde M.R. ook maar een infantiele regressie van Mult. was. Maar op één ding komt het aan: al deze lieden begrijpen er niets van, waarom Mult. voor jou en mij zoo actueel is, terwijl hij voor hen een voorbije waarde is en een voorbij stadium vertegenwoordigt.
Ik heb daar nu, grosso modo, op geantwoord:
dat ik die voorbijheid allerminst erken;
dat de 1001 hollandsche geborneerdheden die men vinden kan, er haast op zouden wijzen dat Mult. nooit geweest is, laat staan gedepasseerd;
dat het voor Indië in den kern precies zoo is, al is hier in nuances inderdaad veel méér veranderd (vooral wat de z.g. inheemschen betreft);
dat Mult. voor ons actueel is, juist in dezen tijd, als typisch ‘politicus zonder partij’ - dat geeft meteen 't contact met jou aan (maar óók met mij!) - even actueel als Erasmus het is voor Benda of Huizinga, en met even veel recht;
dat dit teruggrijpen naar Mult. een ‘besef van cultuur’ beteekent, van ‘vaderlandsche cultuur’, wat toch al zoo moeilijk valt voor een Hollander; - dat jij en ik dit cultuurbesef naar Mult. dirigeeren, zooals 100 anderen het doen naar den vaderl. puikpoëet Vondel bijv.;
dat ik op zal houden, misschien, om in Indië ‘leve Mult.’ te roepen, als de anderen hier zullen ophouden om Coen te verheer-