maakt me beroerd en onrustig, dat ik niet eens rustig aan mijn boek kan werken; voor eenige concentratie is eenige vrije tijd noodig, en die kon ik eenvoudig niet meer vinden, behalve als ik slaperig was door die rot-comedie. Ik zou met Paschen een paar dagen naar Parijs willen komen, maar dat lukt ook al niet, omdat ik geen cent overhoud vanwege de ‘zware lasten’ en vooral de achterstallige belastingpenningen. Gelukkig kon ik Chiaro een tientje zenden, maar ik heb er het land over, dat ik daarbij 15 × zooveel naar de fiscus moet transporteeren. Enfin, alles kleinigheden vergeleken bij de wereldgeschiedenis, maar het is toch een handicap.
Ik moet je nog antwoorden op je ‘zelfverwijten’ over de onvriendschappelijkheid. Je zult ze overigens al wel weer vergeten hebben, want ze zijn onzin. Ik beschouw het als een eer zoo nu en dan in krantjes als De Standaard te worden belasterd, en een geval als dat van Wijdenes-G. heb ik bij volle bewustzijn zelf geriskeerd. Tenslotte kan misverstand, uit zulke dingen voortvloeiend, alleen ten nadeele komen van degenen, die er het misverstand in leggen. Ik vond die historie met G. een oogenblik vervelend voor haar, omdat zij nu eenmaal niet in staat is tot begrip, maar au fond raakt het mezelf nauwelijks. Ik heb ook geen moment aan iets onaardigs gedacht, dat zou trouwens de dingen op hun kop zetten.
Je hebt, dunkt me, neiging om de toekomst nu eens heelemaal niet en dan weer plotseling als een dreigende realiteit in je denken te betrekken; heet dat misschien ‘romantisch’? in ieder geval, het valt me in je brieven op, dat je soms in tijden niet over de toekomst schrijft, en dan weer ineens door de obsessie ervan wordt gekweld. Het is natuurlijk niet mogelijk over zulke dingen aan anderen voorschriften te geven, maar ik zou je toch (platonisch) adviseeren: laat je niet door een toekomstig hongerlijden obsedeeren; er is over vijf jaar misschien een opleving in de economie, die het veel gemakkelijker maakt om ergens in te komen, en we kunnen ook allemaal vanuit het geremilitariseerde Rijnland gegast zijn. Dat laatste idee is mij langzamerhand zoo vertrouwd geworden, dat ik er soms zelfs van schrik