sentiment voor G. is ook niet noodig, want het spreekt vanzelf, dat (zooals je zegt) zij aast op een ongelukkig huwelijk van mij, ter completeering van het hare. Als er het feit niet was, dat ik zelf schuld ben aan deze ‘binding’ door een gek ‘vadercomplex’, zou ik ook niet zooveel moeite doen haar te ontzien. Nu weet ik, hoe dit alles ontstond, hoe G. verpest is door een intriganten omgeving, waarin zij voortdurend gedwongen werd spionnendiensten te verrichten voor een moeder, die tegen een schoonmoeder beneden intrigeerde, en hoe haar goede eigenschappen (b.v. spontane hartelijkheid en allerlei aardige dingen meer) wel ontaarden moesten in deze ietwat hoerige mentaliteit. Enfin, precies dezelfde motieven zijn nog van kracht, die mij destijds tot dien ‘misstap’ brachten; alleen zie ik nu nuchter de dwaasheid van die oplossing, die zich aan mij voordeed, omdat ook ik in zekeren zin ‘gebonden’ was. G. is wel het ellendigste voorbeeld van wat de oorlog van een aardig kind kan maken; zij is absoluut representatief voor een groot deel van de Duitsche jeugd, die nu in de ‘groote beweging’ over weerbaarheid bralt. (waarvoor zij zelf, geloof ik, te zakelijk is). Ik schreef haar overigens in mijn eersten brief, die op den haren over haar ongelukkig huwelijk volgde, al dadelijk, dat ik ‘gelukkig getrouwd’ was (om alle illusie bij voorbaat den kop in te drukken; god zegene den term, hij is hier de eenig-bruikbare) en dat ik zoo de pest had aan de nazi's, dat ik onder Hitler niet naar Duitschland zou komen. (Uitvoerig daarover schrijven doe ik liever niet meer, omdat ik niet zeker weet, in hoeverre het briefgeheim in Duitschland wordt gerespecteerd en ik haar niet in moeilijkheden met de Gestapo wil brengen door mijn uitlatingen.) Maar het is duidelijk, dat zooiets als een principe op dit gebied voor haar niet bestaat; zij voelde nooit
iets voor politiek überhaupt, en ik moet tot haar eer zeggen, dat zij humor genoeg had om niet met den ouden Frits te dwepen, zooals haar moeder en zuster (die zich nu met den ‘Klugen Aussenpolitiker’ gaat verloven; een afschuwelijk dom en onhumoristisch wezen).
Dr. Dumay kent ze niet, zelfs niet bij geruchte, of Valentijn moest inmiddels zijn inlichtende werkzaamheden hebben vol-