Ina heeft, [...] terug, niet meer van zich laten hooren. Waarschijnlijk was de kans tot succes haar nu toch te gering geworden. Maar de boekhandel vervloekt haar nu, want verschillende van die heeren zitten met 500 en meer exemplaren vooruit gekocht!
Ik zond je op verzoek van Vestdijk de twee novellen. Kettmann is spoorloos verdwenen; hij moet ergens liggen, maar ik weet niet waar. Overigens heeft hij in Volk en Vaderland een heel feuilleton terug geschreven, in een volkschen heldentoon, die mij te winderig is om er verder op in te gaan. Men moet voor het heele volk schrijven, ik ben een ‘uitgepierde intellectueel’ u.s.w.
De bundel Blocnote zal ik morgen bij Boucher afgeven. De notitie, die je me nog zond om in te voegen, laat ik maar zoolang hier, want ik ben al blij, als ik in de laatste nummers krijg, wat nu gezet is. Wat er ook gebeurt, welwillendheid behoef ik na mijn brief van Zijlstra niet meer te verwachten. Ik ben er zeker van, dat hij mij nu al, volgens het gewone principe, haat, omdat ik zijn zaken in de war stuur en het waag hem een ultimatum te stellen. Dat zouden Coolen en Helman toch heusch nooit doen!
De Korte Baan liep binnen. Het lijkt mij een geslaagde collectie, maar op de inleiding heb ik wel wat af te dingen. Natuurlijk niet op het afwijzen van de provincie! Maar er lijkt me een inconsequentie in te schuilen, vanwege de opname van den Doolaard en Helman.
Hart. groeten van ons beiden, ook voor Bep!
geheel je
Menno
Guilloux kwam gisteren binnen, Pia nog niet.