vallen formeel de partij van Bouws te moeten kiezen, terwijl mijn motieven veel meer aan de jouwe verwant zijn. Daartoe schijnt het ‘revue-directeurschap’ nu eenmaal te moeten leiden. Het eenige ‘pand’, dat je me zult moeten achterlaten, is de belofte van je medewerkerschap! Voor de rest: ik wacht het eind van het jaar maar eens af. Als Zijlstra contractueel verder wil gaan (hij kan in 1934 ophouden), is het ongetwijfeld jammer, deze publicatiemogelijkheid zoomaar prijs te geven. - Als het eenigszins kan, ben ik echter voor een behoorlijke afwerking van dezen jaargang met de oude compagnons, ook al is hun front ietwat kaduuk. Daarom moet de vergadering maar bij Jan Greshoff zijn, vind ik; hij heeft ambulance qualiteiten. De houding van Maurice tegen hem is overigens niet anders dan als klooterig te definieeren. Zoo iemand schijnt
zichzelf niet meer zonder hooge hoed te kunnen zien.
Ik blijf er tegen, om op de spectator te reageeren. Juist deze gemoedelijke ‘drekschedels’ (om een woord van Greshoff te gebruiken) kan men alleen of door een uitgezochte hatelijkheid beantwoorden of doodzwijgen. Verdenk mij nu maar niet van ‘hoogheid’; ik heb dien spectator niet eens gevoeld. En wat het publiek ervan denkt, laat me volkomen koud. Willen zij die gijn apprecieeren, dan moeten ze hun gang gaan; ze zijn dan eenvoudig niet mijn publiek. Maar laten we niet weer beginnen; hierover worden we het niet eens.
Met moeite je Smalle Mensch in dit nummer gewrongen; maar het ging net, en ook het Wilhelmus komt op pag. 1. Het komt mooi uit met de tot razernij gestegen liefde voor den Vader des Vaderlands. Er zijn zelfs twee concurreerende tooneelstukken! Ik wacht nu op je antwoord om aan Bob te schrijven. Natuurlijk neem ik in dezen alle schuld op me, als er schuld moet zijn; maar het zal, hoop ik, zoo wel losloopen. Hart. gr. voor jullie beiden en een hart. hand van je
Menno
N.B. Ik heb een complete Shakespeare. Dus houd ik me daar maar bij.
Ἰϰ Ϝιστ νιετ, δατ ἰε γρίεϰσγἑ λεττερς ϰενδε!