102. E. du Perron aan M. ter Braak
Brussel, Kerstdag, 1931.
aant.
Beste Menno, Bouws heeft je misschien al mijn adres gegeven. Vertel me eens wat. Ik ben weinig schrijfvaardig en heb ook niet veel te vertellen, of te vertellen misschien nog wel, maar niet te verpennen. Wat doe je? hoe schiet Dr. Dumay op? Of de rangorde? - En waar zit je?
Het schijnt dat in het Handelsblad een groot stuk tegen Forum gestaan heeft, waarop we misschien kunnen antwoorden, in Panopticum, dunkt me. Het heet Schering en Inslag. Heb je het gelezen?
Vanmorgen kreeg ik drukproeven hier, die ik dadelijk corrigeerde en terugzond. Ik heb de ontboezeming over acteurs, aan het end, nog met een paar regelen ‘verrijkt’, en o.a. ‘das Zweite’ van Nietzsche te berde gebracht, al was het maar om een paar Scholtes te kittelen. Ik probeer anders te werken aan een tooneelstuk, waarvan ik het schema in Amsterdam vrij snel in elkaar zette, maar het is een heele andere geschiedenis als je begint aan de dialoog. Toch moet het mij wel ‘liggen’; met een beetje routine kom ik er wel.
Las je in D.G.W. onze goede Jacques over jou en mij, of liever: over mij en jou, in zijn volgorde? Lang niet mis, ofschoon sympathiseerender met mij dan met jou, en bij oogenblikken (vooral bij de ‘bezwaren’) allergenoegelijkst weer voorgedragen. Helman komt er met een héél klein pluimpje af. De rest volgt; zooals Jany zegt: ‘Ieder mag een oogenblikje op oompje's knie komen zitten’.
Misschien zit je wel in Eibergen; ik eindig. Je
Ed.
P.S. - Ik stuur dit naar Eibergen - als je daar niet bent, zendt je familie het je wel door. Wil je niet eens in Brussel komen? Ik betaal in dit pension maar 45 frs = fl. 3 per dag, en minder kan ook.