den steek laten. Dat Journal is wel van geen enkel belang, maar onsympathiek is het niet, en er moet dan maar wat voor Holland gedaan worden! ‘Nico’ vraagt om een interview van mij over de poëzie; als ik dat met Méral hier in deze ziekenkamer in elkaar kan draaien, lijkt me dat niet ongezellig. - Zijn briefje aan jou over H.C. is, als gewoonlijk, verre van onjuist, maar een beetje ergerlijk van toon, vooral aan het eind. Ik zou als ik jou was, daar zeer ironisch op antwoorden (zoo zelfs dat hij het begrijpt), niet ‘verklarend’. Over het algemeen vindt men het begin van je Démasqué langzaam loskomen; mij heeft het niet gehinderd, maar misschien is het wel zoo. Iedereen vindt het, zegt Marsman. Maar ‘Nico’ is hier mogelijk weer een echo van die Iedereen. Het doet er ook geen bàl toe! God zij dank!
Ik heb op het oogenblik bepaald een kater van de chose littéraire. Ik las Den Doolaard's Druivenplukkers: 3 × zoo goed als zijn eerste boek, en 5 × zoo boeiend als De Stille Plantage. Maar in laatste instantie vraag ik: waar raakt me dat? en wat voel ik er voor? - En zoo gaat het ook met allerlei andere boeken, die ook in het buitenland verschijnen. Ik ben, geloof ik, rijp om me terug te trekken en rustig aan een paar eigen dingetjes te ‘arbeiden’, als het zoo uitkomt. Ik vraag me heusch af: wat doe ik eigenlijk in de redactie van Forum?
Ik zou ergens buiten willen wonen (tenzij ik een baantje krijg van Zijlstra) - in Lugano, of in Spanje, en me heelemaal los voelen van alle productie van anderen, ook geen vakmansbelangstelling meer willen hebben. Daar komt het ook wel van. Nu, hartelijke groeten, ook aan Truida, van je
E.
P.S. - Schrijf me niet meer hierheen; je brief zou te laat komen. Eerder nog naar Gistoux - of wacht tot ik weer schrijf.