Briefwisseling 1930-1940. Deel 1
(1962)–Menno ter Braak, E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Vanmorgen met Bouws geluncht, en de stand van zaken opgemaakt. Hij heeft goede hoop, de zaak er bij de commissarissen door te krijgen. Aangenomen, dat dit lukt, dan lijkt me, na overzicht van alles, wat we in de laatste weken bedacht hebben, de volgende gedragslijn het best: Wij nemen met zijn tweeën de redactie op ons, als M. bezwaren blijft hebben. Het is voor mij de hoofdzaak, dat hij zich niet versplintert door de V. Bl. te blijven bestendigen, en ik zou me kunnen indenken, dat hij van het redacteurschap schoon genoeg heeft; gaan de Bl. op de flesch, dan wordt de partij zuiver: voor of tegen het humanisme, voor of tegen de Stem, en de onzuivere factor van de ‘poëzie’ vervalt. De poëzie is m.i. geen factor, omdat wij het er allen over eens zijn, dat er achter de poëzie een ‘vent’ behoort te staan; hoe wij nu de poëzie-theorie verder uitwerken, is een tweede en van veel minder acuut belang dan het humanisme. Ik ben dan ook blij, dat de ondergang van de Bl. beslist schijnt, zie mijn oude argumenten. - De conditie van Zijlstra: Bouws stem tegen Marsman, is natuurlijk belachelijk en beslist verwerpelijk (ofschoon ik op zichzelf tegen een stem van Bouws heelemaal geen bezwaar zou hebben). Maar ik maak mij sterk, dat, àls M. redacteur wil worden, dit eischje wel zal vallen; en anders gaan wij maar eens dreigen. Het zou werkelijk al te gek zijn. De zaak krijgt in ieder geval deze week zijn beslag. Ik bedacht voorts nog een naam: Cahiers van den schrijver. Voel je daarvoor iets? Het is in elk geval blanco en klinkt niet slecht, vooral, omdat het gemakkelijk tot ‘Cahiers’ kan worden afgekort. Ik kan, wegens mijn nieuwe rot-rooster, onmogelijk aan den opgegeven trein komen! Maar ik kreeg vanmorgen een invitatie van Jany, om in Bergen te komen week-enden, tegelijk met jou; hij wil ernstig over het Démasqué praten; ik schreef hem n.l. uitvoerig terug. Laten we dus afspreken, dat ik Zaterdag na den noen in Bergen kom en tot Zondagavond blijft. Marsman is bang voor mijn ‘leek’. Ik bedoel echter volstrekt | |
[pagina 140]
| |
niet ondeskundigheid, maar Leautaud, gemis aan gravité, een beetje nuchtere biologie voor we mystisch worden. Dat hij de poëzie neemt, is prachtig; van hem is veel leekenpraat te verwachten. Voor de rest: mondeling. Ik bewaar mijn vertrouwen, omdat de Zijlstra's in laatste instantie toch een punt moeten zetten, en omdat zij de z.g. jongere veelbelovenden niet gaarne de bons geven. Schrijf je nog even hoe of wat, t.o.v. van Bergen? hart. gr., je Menno N.B. Roelants lijkt me bij nader inzien toch niet wenschelijk, als redacteur dan. Hij is onnoodzakelijk, daarmee is alles gezegd. |
|