bestaat. Verder heb ik bezwaren tegen dien meneer Spandrell en dien meneer Rampion naast hem, misschien juist omdat zij Quarles tenslotte niet verduisteren. Als ik Huxley was zou ik een boek willen schrijven waarin mijn eigen figuur wèl werd ‘overwonnen’; misschien dat ik daarom ook zoo met Reinald Godius schutterde, vnl. bij gebrek aan een serieus model voor de ‘avonturier’? Zooals we al zeiden: als Quarles veel met jou gemeen heeft (vandaar ook je subjectieve bewondering voor deze figuur), Spandrell lijkt mij te veel op een energieker Blijstra, en dat is eigenlijk misschien wel mijn voornaamste bezwaar tegen dit boek. (Dat overigens óók tot le bon genre behoort!)
Zijn de rijmprenten niet al te zeer gedeukt aangekomen?
Idioot, die bespr. van Hampton Court, nog vóór het verschijnen; reclame-achtig èn van een verkeerde reclame, zou ik zeggen. God-god, wat worden we, op deze manier, ‘beroemd’! - Kan je me Binnendijk's Commentaar eens zenden?
Ik bedenk daar iets: tégen onze ‘bezwaren’. Zooals ik Huxley direct tot le bon genre reken, als ik maar denk aan Döblin en Feuchtwanger, zoo moet jij Adolphe ook om zijn stijl en toon bewonderen, als je het je denkt naast Werther b.v. (of vooral: naast René van Chàteaubriand). Maar op deze manier worden we toch ook al aardig dogmatisch?! Dit is ons ‘gevaar’! - Ceci dit, hoop ik dat ons blad spoedig moge verschijnen!
Met hartelijke groeten, ook aan jouw ‘zekere Bep’, je
E.
P.S. - Wil je mijn ‘Elisabeth de Roos’ voorzichtig polsen hoe ze staat tegenover die opdracht? Bij nader inziens vrees ik dat ik haar hiermee misschien in een lastig parket heb gebracht. Dat mot niet! Als ze er iets tegen heeft, laat ze mij dat gerust zeggen. Ik zou het best begrijpen en zonder éénige ‘gekwetstheid’.
Dit papier is verdomd vervelend om op te schrijven! Zal ik het meenemen naar Holl. voor je schrijfmachine?