Voorts: de quaestie van het redactie-secretariaat was van den beginne af bij Zijlstra een sine qua non. Hij meent n.l. alleen te kunnen werken met een ‘manager’, die tegelijkertijd met de redactiezaken op de hoogte is, en dus niet met v. Wessem. Zijlstra heeft mij dat gisteren, in een gesprek, dat ik met hem had, positief bevestigd, ook dat v. Wessem als man voor dat secretariaat hem geheel ongeschikt leek. (Zijn gunstig oordeel over Charleston heeft daarmee niets te maken!). De zaak was dus eigenlijk heel duidelijk. Ik heb aan Marsman, daarom, voor de conferentie, nog geschreven, dat hij, om alle gevoeligheden te vermijden, aan Zijlstra in den mond moest geven, hoe hij zich de verhouding van redactie en uitgever voorstelde. Dat heeft M. echter niet gedaan; volgens Zijlstra (gesprek gisteren) had hij de onderhandelingen zeer onhandig aangepakt (dat laat ik overigens daar, als komende uit uitgeversmond). Had M. het wel zoo gedaan, dan zouden vanzelf de meeningsverschillen los gekomen zijn, zou er waarschijnlijk niets zijn gebeurd, want voor de rest klopt n.b. alles! Er is b.v. geen sprake van, dat Zijlstra v. Wessem uit de redactie wil hebben.
Ik heb Marsman deze meening ook laten weten; hij heeft daarna (en op Bouws' brief) gereageerd, door opnieuw onderhandelingen met Zijlstra te vragen.
De fout lijkt me in dezen meer bij v. Wessem en Marsman te liggen dan bij Bouws, en de heele quaestie draait evenzeer om v. Wessem's vastkleven aan zijn secretaris-baantje als (ook natuurlijk) om Bouws' neiging, een tijdschrift te besturen. Dit laatste vind ik niet a priori verwerpelijk, vooral nu me wel blijkt, dat er van een poging van Bouws, om alles op zijn persoon te laten stranden, geen sprake is. Dat hij tenslotte zijn persoon als redactiesecretaris zonder stem bij de zaak betrokken wilde zien, is een van zijn standpunt begrijpelijke ijdelheid.
Ik schrijf er expres nog zoo uitvoerig over, omdat ik een tijdje geleden inderdaad Bouws' positie raar vond. Er blijkt nu van alles tusschen te zitten, wat ik toen niet wist. Dat Bouws Zijlstra niet aan zijn persoon gekoppeld heeft, blijkt bovendien hieruit, dat Zijlstra ook zonder hem wel wil beginnen; alleen handhaaft