31. E. du Perron aan M. ter Braak
Brussel, Zaterdag. [14 Februari 1931]
aant.
Beste Menno, Dank voor Carnaval; het verfomfaaide portretje lag er ook weer in; waaruit ik dus moet opmaken dat je geen exemplaar in superieuren vorm van hetzelve bezit. Verder ontving ik de verdere copy en bracht die naar Stols, ende wij lazen beiden het proza van den ouden heer Meulenhoff. Inderdaad: het was zéér voortreffelijk!
Ingesloten een 20e eeuwsche Shakespeare die - verdomd! - aan het ‘Droeshout-portret’ van overgrootpa denken doet. Een beetje kruising met familie van Shylock lijkt me anders ook niet onwaarschijnlijk.
Ik ben denkende over mijn komst naar Holland, maar eigenlijk schikt het me in Maart beter: 1o. om de gelden; 2o. omdat mijn moeder, die nog altijd ziek is, dan misschien beter zal zijn en ik liefst wel een goede week (meteen) wou wegblijven. Kan je broer niet op een dag in Maart? De aanwezigheid van je verloofde hoeft toch geen beletsel, zou eerder een attractie behooren te zijn. Laat eens hooren wat je hierop te zeggen hebt. Hartelijke groeten van je
E.
Ik zond je nog 2 Larbauds voor je bibliotheek. Dan kan je ze ook rustig opnemen wanneer het je schikt. Hoe is het nu met Hampton Court? - Ik ontving van Kristiaan Watteyn nog steeds geen verdere proeven.
Bezit je Les Faux-Monnayeurs van Gide? Die kan je n.l. ook van me krijgen.
P.S. - Heb je geen uitgave van Perk's Gedichten en zoo ja,