Zogoe president Albanië
TIRANA, 21 januari - Het Albanese parlement heeft vandaag de republiek uitgeroepen. Ahmed Zogoe, die op 24 december een staatsgreep heeft gepleegd, wordt president.
De verkiezing van Zogoe vormt het laatste hoofdstuk in een machtsstrijd in het al jaren chaotische Albanië, waar eerst de fragiele onafhankelijkheid lang bedreigd is geweest door de vorming van de Mirditische Republiek van Gjon Markagjoni, waaraan pas in 1921 een eind kon worden gemaakt, en waar vervolgens een bijna-burgeroorlog uitbrak. Twee personen speelden daarbij een hoofdrol: Ahmed Zogoe, moslim, een moedig leider van de Mati-stam, minister en enige tijd ook premier, en Fan Noli, de Orthodoxe aartsbisschop van Durrës, een aan Harvard afgestudeerde progressieve intellectueel, schrijver, vertaler van Shakespeare. Beiden maakten deel uit van de Volkspartij, die als progressief omschreven kan worden in tegenstelling tot de Progressieve Partij, de partij van de islamitische landeigenaren in het zuiden, die zich tegen hervormingen verzetten. De Progressieve Partij wordt geleid door Shefqet Bey Verlaci en gesteund door de intellectuele leider Mehdi Bey Frasheri.
In 1922, toen Zogoe minister van Binnenlandse Zaken en Noli minister van Buitenlandse Zaken was, vond een revolutie tegen het bewind plaats. Het hele kabinet vluchtte, behalve Zogoe, die de opstand neersloeg en de rest van de regering aan de kant zette. Hij werd premier en sloot een akkoord met de conservatieve Beys uit het zuiden dat werd bekrachtigd door zijn verloving met Verlaci's dochter.
Deze ruk naar rechts leidde tot een waterscheiding. Noli en de andere progressieven vormden de Democratische Oppositiepartij, Zogoe vormde de Regeringspartij. Hij haalde een reeks buitenlandse adviseurs het land binnen en voerde uiterst gematigde hervormingen door. De beperkte schaal van die hervormingen stimuleerde het verzet tegen zijn bewind.
Bij de verkiezingen van vorig jaar kreeg Zogoe 40 zetels, Noli 35 en de Volkspartij 20. De economische crisis dwong Zogoe als premier af te treden, om te worden opgevolgd door Verlaci. Vlak daarvoor raakte Zogoe zwaar gewond bij een aanslag door een lid van een radicale studentenorganisatie.
In mei werd de leider van die organisatie, Avni Rustemi, in het centrum van Tirana vermoord. Volgens bisschop Noli was de moord het werk van Zogoes aanhangers, en ging het om een geval van bloedwraak. Noli trok zich uit het parlement terug en begon een gewapende strijd tegen Zogoe, die ook vanuit het noorden en het zuiden werd belaagd en al spoedig naar Zuidslavië moest vluchten. Noli werd premier en liet Zogoe en Verlaci bij verstek ter dood veroordelen. Maarook Noli redde het niet. Albanië bleef chaotisch en Noli's voorstellen tot hervormingen leidden tot krachtig verzet van conservatieven en monarchisten. Op 24 december verdreef Zogoe Noli, na, gesteund door Zuidslavische troepen, Albanië te zijn binnengevallen.
De nieuwe president krijgt vergaande bevoegdheden, zoals een onvoorwaardelijk vetorecht en het recht verkiezingen uit te schrijven wanneer hij dat gunstig acht.