Terreur bij verkiezingen
ROME, 6 april - Bij parlementsverkiezingen in Italië hebben de fascisten 65 procent van de stemmen gekregen en 374 van de 535 zetels.
De verkiezingscampagne werd gekenmerkt door veel geweld. Op fascistische ‘Listone’ waren ook niet-fascisten opgenomen om ervoor te zorgen dat de partij de grootste zou worden en zo van de nieuwe Kieswet zou kunnen profiteren. Maar daarnaast werden veel kandidaten van de oppositie geïntimideerd. Een socialistische afgevaardigde werd vermoord, huizen werden geplunderd, politieke bijeenkomsten verstoord.
De fascisten, die ook financieel gesteund werden door de werkgeversorganisatie Confindustria, kregen bij hun gewelddadige acties vaak hulp van de plaatselijke politie. Op de verkiezingsdag zelf werd bovendien op veel plaatsen door fascisten fraude gepleegd.
Premier Mussolini deed geen enkele poging om het geweld te keren. Op 28 januari, drie dagen nadat de Kamer was ontbonden, had hij gezegd: ‘Wanneer het om het vaderland gaat, wanneer het om het fascisme gaat, zijn we bereid te doden en testerven.’
De verkiezingsuitslag betekent dat de fascisten, die in 1921 slechts 35 zetels hadden gekregen, zich nu als een parlementaire groep kunnen presenteren.
Fascistische propaganda: een fascist veegt zijn voeten af aan de Rode vlag.
De oppositiepartijen, waaronder de Volkspartij, hebben 39, de twee socialistische partijen samen 46 en de communisten 19 zetels veroverd. De liberalen, democraten en republikeinen bezetten samen 52 zetels.