Opstand in Macedonië
Enver Bey naast een kanon voor het ministerie van Oorlog.
SALONIKI, 21 juli - Een deel van het Turkse leger, onder leiding van de majoors Niazi Bey en Enver Bey, heeft zich in Saloniki tegen de centrale regering verklaard; voorts heeft het geëist dat de sultan een constitutionele regering vormt op basis van de grondwet van 1876.
Hierdoor heeft de sultan zich verplicht gevoeld te beloven dat een regering zal worden gevormd op basis van de grondwet die Medhaát Pasja had ontwikkeld in 1876. Dit betekent dat het parlement dat in 1877 is verdwenen na verkiezingen zal terugkomen.
De rebellen worden gesteund door de Jong-Turken, een liberaal-nationalistische beweging, die in Macedonië tot ontwikkeling is gekomen. Dit gebied staat sinds 1904 onder internationale controle, waardoor de Jong-Turken meer vrijheid hebben om hun eigen politieke standpunten te bepalen zonder bevreesd te zijn voor de Ottomaanse autoriteiten.
Begin dit jaar ontstonden tal van conflicten binnen het derde legerkorps in Macedonië. Veel officieren hadden het idee dat het Ottomaanse Rijk in gevaar werd gebracht door binnenlandse en buitenlandse bedreigingen. Om die bedreigingen af te wenden was volgens hen een verandering in de regering noodzakelijk. Onder het motto ‘Vrijheid en Vaderland, Grondwet en Natie’ voerden de Jong-Turken hun strijd om het politieke systeem van het land te hervormen.
De politieke eisen van het opstandige legerkorps worden gesteund door het Comité voor Eenheid en Vooruitgang (lttihad ve Terakki).
Sultan Abdül Hamid stuurde een leger, onder leiding van generaal Shemsi, naar de gebieden waar de rebellen zich ophouden. Op weg daarheen werd generaal Shemsi doodgeschoten.
Sultan Abdül Hamid heeft tevens de steun van de moefti gevraagd, de hoogste islamitische rechter in het land. De moefti verklaarde echter dat de rebellen hervorming van het politieke systeem willen en dat dit niet kan worden beschouwd als een eis die indruist tegen de islamitische wet.