Zomerwolken(1922)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 128] [p. 128] Rozen Rooder ranken met elk jaar de rozen In steeds voller overstelpendheid - Heel uw luttlen levenstijd Neemt de taak die gij niet hadt verkozen! Gingt gij haar niet kweeken tot zij waren Als uw hartbloed zelf zoo warm en rood Om beladen en bekranst te treden tot de scharen Als hun voorkeurloos genoot? Ach hoe redde uw ongeduld de broze blijken Van een onverganklijk schoon Waar uit open hof alzijds de wegen wijken Door der onverschillgen hoon? [pagina 129] [p. 129] Die gelooft, vertrouwt de levensterke zaden Op de wilkeur van den wind Aan 't getij en zijn genade en ongenade, Zeker dat de schoonheid overwint Vroeg of laat, en ginds als hier waar op de dagverlaten Paden nooit de schemer dicht Of ik raad de veege schimmen van gelaten In de dekking van het late licht, Menschenkinderen geluk- of smartgebroken, Eindlijk eindlijk op hun uur Onbewust tot bloemen zelf ontloken Voor éen korten bloemeduur, En zij dompelen en betten hunne werelooze Oogen en hun naakte pijn In den geur der dauwbezwaarde rozen Om met God alleen te zijn. Vorige Volgende