Verzen(1898)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] De dag lag bleek. De dag lag bleek neer op bleeke sponde. De wateren lagen blank onder blanken avond, De lucht was stil van sprakelooze monden, De wolken waren droef van ingehouden tranen. De windevloot, de schepen van de luchtezee, Lagen alle stil voor anker aan de kimmereê. Daar was geen zonnemond den avond rood te kussen; Daar was geen teêr gerucht de stilte in slaap te sussen. [pagina 16] [p. 16] Onder effen wolketent ging Aarde slapen; Stilte alleen was aan haar peluw wakker. Niets scheen te leven op den donkerbreeden akker Dan wat oude wenschen, lang begraven. Toen roodde de zon even door sneeuwen voorhangen, Gespannen windezeil streek langs ons wangen, Een jong gerucht stond naast ons, zei een woord Zacht in ons ooren en ging toen voort. Vorige Volgende