Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Zomernacht Ben ik nog iets meer en anders dan uw slaafsche hulp geweest, Dan moet haastig, Liefde, komen 't langbeloofde hooge feest Waar voor eens ik zonder opzien, zonder schaamte voeren dierf Al de onsterflijke kleinooden die ik in uw dienst verwierf: Al de waterklare steenen van alleen doorleden smart, Die zich traangewijze bouwden in den donkren druk van 't hart, Al de dofverkwijnde paarlen die het bloed van lijf en ziel In zijn onverdeelbare eendracht glanzend droeg en levend-iel, Uit de plaatselijke wetten van de doove stof gelicht Tot het onbezwaarde wonder van een ander evenwicht: Of ik eenmaal mocht bewijzen in zoo oog-aanschouwlijk rijm De bereikbare genade van ons openbaar geheim [pagina 95] [p. 95] Als met nauw bewogen adem van den diepen zomernacht In den ongenaakbren luister van aionenoude pracht Op de oneindigheid verdeinen 't volle glans- en kleurgemeng Al Gods werelden geregen aan uw eenge levensstreng. Vorige Volgende