Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Sonnet Wanneer gij thuiskeert, als gij zeker zult, Kom niet te vroeg, niet vóor is afgedaan De lange slommer van dit weekbestaan In touw van zijn geduldig ongeduld. Ik zie de late hemelen al staan Gewasschen van verdriet, en spijt, en schuld, En eenig met het hooge spel vervuld Van nazon, avondster en nieuwe maan. Tot dan is alle saamzijn maar ten halve: Het leêg gerucht verleugent ieder woord, En lang vervalscht is tot Gods wijn en brood... Nog zullen wij twee-éen zijn ongestoord, En hebben heel den avond aan onszelven, Den nacht, den langen rustdag van den dood. Vorige Volgende