Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Mismoedig liedje Wel hadt gij groot en schoon gelijk Te breken met zoo poovren maat, Die minde al-onverzadelijk Als om den lieven broode, Wiens honger zelfs uit overdaad Opwaakte als uit den doode. Zijn wereldsche inbreng gaf in 't end Voor baat enkel beslommering Als koren nooit op tijd gemend Onnut vergaat te velde - Wat doet het tot de rekening, Daar hij het zelf niet telde? En waar hij in maanzieke onmacht En nooit met de' achterstand gereed De daaglijks aangevulde kracht Die hij uit liefde haalde, [pagina 46] [p. 46] Tezaam met eigen bloed en zweet Aan offerde en betaalde -: Een ster die god-weet-waar neêrkwam, Wat morgengloed en avondrood Vermeeldauwd in zijn dunne vlam, En maneschijn bij schooven, Armzalige oogst waar niet eens 't schroot Van deugde voor den oven - - Zoo gaat het elk die nood en druk En smart en leed aan zich behoudt, Van liefdes winst alleen 't geluk Met de' ander tracht te deelen: Waar hij op houdt of niet op houdt, Niets lukt hem te verspelen. Zoo rijk wordt geen als die gelooft Dat hij om liefs wil zich ontzegt [pagina 47] [p. 47] Wat hij in liefde samenslooft: Geen kans om ooit te kwijten Wat hij aan smart had opgelegd, Wat hij aan lust wou slijten. Vorige Volgende