Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Liedje Voor Anne-Marie die haar Overgrootmoeders oogen weêr mede ter wereld bracht. Lang en diep, Weg in aardes peluw, sliep Ik den winterslaap der ziel, Toen in der gezichten rij Als een andre droom de lente mij Overviel... Onherkend Kwamen rond mij overend Al haar bloemen dood-ontwekt, Zoo nabij in dichtste' aandrang Dat in onverwogen schrik ik bang Bleef gestrekt... Als een kind Van zijn eigen tranen blind Naar de moederborsten schreit, [pagina 34] [p. 34] Waar hij tegen ligt gevlijd, Hield mij 't bed van aardes lichtsten lust Spook-ontrust... Hulpeloos Overweldigd in de hoos, In den onverweerbren groei Naar den eindelijken bloei - Aan den rand der lippen rees de nood Tot den dood... Hemelhoog Door den schemer van mijn oog, Vaste sterren oudstbemind, Melkig nu als van een kind, Bukten oogen jaren lang vermist In doods mist... [pagina 35] [p. 35] Openbaard Stond het lichte spel der aard, Aan zoo hooge zekerheid Diep aanschouwlijk vastgeleid, Dat geen aarde of hemel in den grond Meer bestond... Hoe word ik Weêr het kind van 't oogenblik, Zuiver bij zijn bloei bepaald, Of hij hier geen vruchten haalt, Klaar tot zingen vogelvrij en -blij Met den Mei?... 'k Kan noch mag Zingen voor u overdag: Zien is blinde schaamte en sluit [pagina 36] [p. 36] Iedere verklanking uit Waar aan stiltes snoer ik kraal aan kraal Overhaal... Doe alsof Ik geen afspraak met u trof! Als in slaap uw oogen zijn Eigner droomen maneschijn, Dan misschien zal 't uitslaan onverwacht In den nacht. Vorige Volgende