Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Seirene ‘Zoekt gij minnen buiten sterven?... Hier vraagt liefde 't leven op, Ook al moet ik blijven werven Om uw laatsten harteklop. Weinigen van velen sturen Op zoo zuivre hartenaald Door den storm der avonturen, Dat hun manbaarheid nog haalt De vergodlijkende spelen Dezer reddelooze kust Waar de uiteengeslagen deelen Stranden, tot hereenden lust Uit den baaierd opgetogen, Uit der kolken beursche klem, In den daagraad mijner oogen, Door de branding van mijn stem [pagina 31] [p. 31] Naar de haven mijner armen Waar uit hun gescheiden waan In éen eindelijk erbarmen Aarde en hemel ondergaan Tot den droom die in zijn duren Voor alle eeuwigheid geblind Zonder jaren, zonder uren U in éenen bond verbindt Met de zuiverzaalge knapen Die naar de' afgrond van mijn schoot Jeugdverheerlijkt zijn ontslapen Buiten weet van hunnen dood... Na den afval der verblinding Treedt gij, keur en keus ontzegd, Uit verwording en ontbinding Door het toeval opgedregd, [pagina 32] [p. 32] Volbewust en schoonheiddronken Uit den ban van duur en tijd Tot de rust die 't al ontzonken U mijn eeuwge jeugd benijdt.’ Vorige Volgende