Tusschenspelen(1942)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Sonnet Niet haatdragend van inborst ben 'k, Maar ik heb het hart van een kind. sapfo Gij werdt zoo na aan 't hart van moeder zee getogen, Dat altijd nog de vloed van ieder nieuw getij Uw voorhoofd effen legt, en klaar en schaduwvrij De hemelspiegels van de poelen uwer oogen... Wel ben ik ook haar kind, maar tusschen haar en mij Is een te diep verband dat het zich liet betoogen: Haar stem in stilte en storm hield anders mij bewogen, Mij lang uit haar bezonken roede Zeeuwsche klei... Vanzelf was u vergeven en vergeten éen... Maar hoe meer ik vergaf, te zwaarder ging vergeten... Treed in den tuin, die werd ons bloeiende geweten: Al wat gij mij hebt aangedaan, staat hier bijeen In laten herfstbloei overweldigend eendrachtig: Al lust en leed droeg eerlijk zaad en levenskrachtig. Vorige Volgende