Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1932)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Mag ik... Mag ik uit de wilde spelen van dit wisslend licht en donker, uit den wanklen op- en neêrgang der verbloeiende getijden niets dan u en u alleen onthouden in uw nimmermeer te grijpen stralende onafhanklijkheid?... Kan uw ijver niet gedoogen dat u iemand buiten mij zou weten? Alle donkre smartdoorschaûwde woorden, elke goudverdiepte foelie, iedere achtergrond waartegen u herinnring poogt te bootsen, lost zich op doorschenen van uw glimlach, en gij zijt niet te verraden voor het oog dat licht aan schaduw, voor het hart dat liefde aan haat bewijst... Onvoorwaardlijk, zonder omzien aan de weerld ontleefd en al haar waarden, naakt en uitgeschud van al haar middlen, naakt en uitgeschud van al haar wonden, hier ontvoerd waar met haar pasmunt niets en niets valt te bereiken, - ach wat zou ik van en voor haar armoê moeten redden? en wat blijft er te vergeven voor wie al vergeten heeft? Vorige Volgende