Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1932)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Zes-en-twintigste strofe Doch de dagen die ons blijven, bindt in deemoeds dienend' ijver mij aan deze eendagelingen de verheimlijkte gelofte eener nimmer goed te maken, nimmer te bekennen schuld. Die den schat vindt in den akker, zal met den bezitter deelen - Wie vermag aan willoos blinden in de toegemeten uren tusschen schemering en schemer deze waarden zelfs te duiden: wat zijn eigen ziende nooddruft rooft en redt als stralend erfdeel van toekomende verkoornen? - Zoo sloop wel Buonarroti door het avondlijke Rome tot hij vond de ruwe grondstof voor zijn wonderbare goudkunst waar in slop of in taveerne Luigi Pulci zong en danste; en hij zat als een verwezen, in den zienden droom verloren... Maar de vroege zomermorgen zag hem op de hooge stelling voor het fresco ter Sixtijnsche, hoe hij waagde te benaadren met éen siddrenden penseelstreek 't nooit voltooid gelaat van God. Vorige Volgende