Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1932)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Achtste strofe Soms als de nachten zonder sterren zijn, zwelt door het donker voor mijn slaaplooze oogen een groote trage hartstochtsombre maan en schijnt de stille wereld schemerleêg met lichteloozen violetten gloed en drenkt mijn weerloos hart in zwoele wanhoop van namelooze pijnen. Want ik voel in elken nieuwen straal die mij bestelpt, den blik van telkens andre lang vergeten oogen die eens vergeefs mijn liefde vroegen, en ademkorte ontmoetingen nooit herdacht doen éen voor éen als sombre bloemen open haar onvergeetlijke beteekenis... Zóo in den vollen beker van geluk mengt liefde voor het hart dat haar belijdt als soeverein, zijn onontkoombaar deel van levens bitterheid, leed zoo ondraaglijk als peilloos schoon en goddelijk noodwendig, en leidt het binnen in haar groot heelal, de wereld van haar onverklaard geheim waar in de duizellichte oneindigheid hoogheerelijke willekeur bestelt volkomen, ondoorgrondlijk evenwicht, en ieder onverminderd schuldig blijft ook wat hij anderen onthouden moet. Vorige Volgende