Strofen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe(1919)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Derde strofe Ziet, in ons zijn vleesch geworden uwer eeuwen roode begeerten, aller tijden duistere tochten - ziet, in ons zijn vleesch geworden uwer kinderen witte droomen, aller liefden zilveren bloei. Onzer oogen vochte glanzen, onzer handen blanke gebaren, onzer koele zuivere borsten zachtbesloten vlakke welving dekken van uw wrang verlangen 't zalig en volbloeid geheim. Uwer moederen blonde teêrheid, uwer vaderen donkre goedheid vloeiden samen tot ons wezen, en het zoetbezwijmd gedenken eener lang geheelde wonde werd in ons uw felle breuk. [pagina 23] [p. 23] De onuitstamelbare wanhoop uwer onvervulde driften riep ons uit den grooten afgrond, de gedaanteleêge droomen van uw aarde-ontworstlend hunkren hebben onzen vorm gewekt. Onerkend, maar meer en anders dan uw lijfelijke zonen erven van uw eêlsten rijkdom, mogen wij reeds nu beminnen op een goddelijker wijze die geen wederliefde vraagt... Ziet, in ons zijn vleesch geworden uwer eeuwen roode begeerten, aller tijden duistere tochten - ziet, in ons zijn vleesch geworden uwer kinderen witte droomen, aller liefden zilveren bloei. Vorige Volgende