Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stemmen (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stemmen
Afbeelding van StemmenToon afbeelding van titelpagina van Stemmen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.37 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stemmen

(1907)–P.C. Boutens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

De gast

 
‘Schenkt aan den jongen vreemden gast
 
Den rijpen rooden wijn,
 
Blij dat gij zooveel vreugd behieldt
 
Voor onverwacht festijn,
 
En in het water uit uw bron
 
Koelt zijner voeten pijn...
 
 
 
Vind ik uw vrome broederschap
 
Aan verre Westerreê?
 
Ik dacht vannacht alleen te zijn
 
Met de maan en de ruischende zee -
 
Nu poost mijn vreemde blonde hoofd
 
In uwen grijzen vreê.
 
 
 
Ver ligt het groene diepe dal
 
Waaruit ik reizend koom:
 
Mijn blanke kleed vergrauwde in t gaan,
 
Het slijk kleeft aan zijn zoom, -
 
Maar in mijn zuivere oogen leeft
 
Uw eigen oude droom.
 
 
 
Dien zong ik op mijn langen gang
 
Door veld en dorp en stad
 
Met de klokken die speelden torenhoog,
 
En de vooglen langs mijn pad:
 
't Gerucht der wereld, om mijn stem,
 
Werd stil alsof zij bad.
 
 
 
Van morgenlicht tot avondschijn
 
Volgde mij jonge schaar,
 
Een krans van stralend oogenlicht
 
En glanzewuivend haar:
 
Als vooglen trekken naar het Zuid,
 
Zoo vonden wij elkaêr.
[pagina 222]
[p. 222]
 
Zij leidden door den lichten dag
 
Mij tot hun grenzen uit;
 
En keerden laat en traag weêrom
 
Naar moeder en naar bruid;
 
De schoonsten bleven tot de nacht
 
Heur stalen deuren sluit.
 
 
 
'k Versliep in toevals wisslend bed
 
De moêheid van de reis;
 
En had denzelfden diepen droom
 
In hut en in paleis,
 
En vond in den slaap voor 't oude lied
 
De nieuwe blijdre wijs.
 
 
 
Door wijden bloei van gele brem
 
Reisde vandaag de rei.
 
Wij bleven saam tot waar men hoort
 
Het breken van het tij;
 
Lang zat ik neêr en keek hen na
 
Over de bloeiende heî.
 
 
 
Als een, klaarwakker vóor zijn dood,
 
Zijn eigen leven ziet:
 
Een langgeleden schoon verhaal
 
Dat een ander is geschied, -
 
Zoo tot mij over de avondheî
 
Kwam de echo van mijn lied:
 
 
 
“Daar ligt in de sterrenvolle weerld
 
Een rijk en eenig land
 
Waarover beurtlings nacht en dag
 
Koelheid en warmte want;
 
En dauw en regen en rivier
 
Doorvochten 't diepe zand.
[pagina 223]
[p. 223]
 
Daar groeit uit jarelijksche voor
 
Het levenlengend graan;
 
Daar volt de herfst het gouden ooft
 
Tusschen de rosse blaên;
 
Daar zwelt de wrange groene bes
 
Tot donkre druiven aan.
 
 
 
Het is van Schoonheid eeuwenher
 
Het meest bemind domein;
 
Gelijk een ijle lichte mist
 
Door zon- en maneschijn
 
Vult de afglans van heur aangezicht
 
Der hemelen ravijn.
 
 
 
Daar woont een aloud nijver volk
 
Dat ploegt en delft en spint,
 
Dat brood en wijn en paarl en steen
 
Uit golf en bodem wint;
 
Maar de diepste wel, de rijkste mijn -
 
Wat dag die haar ontgint?
 
 
 
Dat is 't klaar water van geluk,
 
Dat welt diep en alleen
 
Waar Schoonheid zelve het besloot
 
In aardes hart van steen,
 
En op den rotswand schreef haar hand:
 
Voor allen of voor geen.
 
 
 
't Kind dat met oogen nieuw desdaags
 
De lichte wereld ziet,
 
Verneemt in droom bij stillen nacht
 
Der waatren lokkend lied,
 
En vraagt den weg naar het geluk,
 
En hoort: die is er niet.
[pagina 224]
[p. 224]
 
Want schaamte zegt: die is er niet; -
 
Omdat elk dien hij vraagt,
 
Zelf jong der Schoonheid stem vernam,
 
Als de ijle droom vervaagt
 
En over 't veld de nachtwind zwijgt
 
Vlak vóor de morgen daagt.
 
 
 
Een enkle maar volgt Schoonheids roep
 
Door 't bonte leven heen
 
De' eenzamen jarenlangen weg
 
Tot waar aan wand van steen
 
Hij staat en leest haar heer-lijk woord:
 
Voor allen of voor geen.
 
 
 
Hij keert als een die heeft verstaan,
 
Een dienstknecht zacht en vroom
 
In Schoonheids dienst die bidden is
 
Totdat zij zelve koom';
 
En al zijn dagen zijn gezang
 
En al zijn nachten droom.
 
 
 
Zij sterkt hem in den diepen slaap
 
Met krachten nieuw en baar,
 
Zijn lichte roerelooze droom
 
Verwijlt altoos met haar,
 
En iedren morgen klinkt zijn lied
 
Meer zoet en wonderbaar.
 
 
 
Hij zingt den weg naar het geluk,
 
Dien dwars door 't oude land
 
Voor ieder jong geslacht vernieuwt
 
Schoonheids onzichtbre hand,
 
Zooals de groote zee vernieuwt
 
Het onbetreden strand.
[pagina 225]
[p. 225]
 
Zij wischt het spoor van moord en krijg,
 
Van misdaad en van haat,
 
Zij overbloeit met elke lent
 
Hun wanhoop, leed en smaad,
 
De graven van hun doode goôn
 
In hun verneêrden staat...”
 
 
 
Ziet, boven maanbeglansde zee
 
In nachtverdiepte lucht,
 
Doemt ver en roereloos als een
 
Verstilde wolkenvlucht,
 
Als in een wijde zilvren schaal
 
Een blankdoorzichte vrucht
 
 
 
Haar land zooals het met mijn droom
 
Door de open wereld drijft,
 
Haar land waar dit gering domein
 
Eens bij wordt ingelijfd:
 
Daar wacht ons de éene rust die voor
 
Haar dienaars overblijft.
 
 
 
'k Herkende u allen lang: gij kwaamt
 
Uit 't dal vanwaar ik stam;
 
Gij zijt dezelfde stem gevolgd,
 
Die ik als gij vernam;
 
Trekkende zangers kwaamt gij hier
 
Zooals ik heden kwam.
 
 
 
Zoo laat mij toeven tot ik ga,
 
Later of eer dan gij,
 
Als met den wind de stem mijn naam
 
Roept over 't doode tij,
 
En ik het uur gekomen weet,
 
Als eens voor elk, voor mij.
[pagina 226]
[p. 226]
 
Dan ga ik als de late zon
 
Den waterspiegel roert
 
En boven huiverende zee
 
Met luchtig goud bevloert
 
Het rechte pad der broze brug
 
Die daarheen overvoert.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken