Stemmen(1907)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] October Getij van Westerstorm en stille wolkedagen, Van zondoorvloeiden nevel, mistvergulden dauw, - Alleen de blijdschap van een god kan lachend dragen De zijden weelden van uw weemoeds kleurgen rouw. Geen mensch doorproeft zoo zoet als de eerste roode kersen Der lenten in wier eeuwigheid hij had geloofd, Den rijpen wijn die gist in uwe volle persen, De koele blanke vleezen van uw meluw ooft. Om ons en in ons zijn zoovele jarekeeren Zomer en lente en liefde ontloken en verdord: Om tegelijk den dood en de eeuwigheid te leeren Lijkt leven eerst te lang, is leven haast te kort. Wij dolen, onvervulde stoffelijke schimmen, Door den verluchten brand van hof en tuin en laan, En breiden moeizaam vochte vleugelen tot klimmen, Als heemlen in uw laaiende' avond opengaan. Om 't helle sterven van wat niets verstond dan leven, En nu niet verder dan zijn schoonen dood vermoedt, Zouden wij reede als vreemd en onbegeerlijk goed De zekerheid van alle komend voorjaar geven. Vorige Volgende