Stemmen(1907)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Solus in aedibus amoris Daar steekt de nacht op en de zwarte wind - En open vind Ik als mijn eigen Uw woning wier beveiligd zwijgen Me omvat als een verloren kind? In schemerdonker doofden uit gezicht De oogen wier licht Mij trok de diepe steile wegen Naar dit hoog huis van dagelichten zegen En sterreheldren plicht. Hoe keer ik na zoo rijk begin Arm tot u in Naar mijn klein erfdeel onder uwe zonen: 't Is beter, Liefde, alleen bij u te wonen Dan in der menschen liefdeloos gezin. Hier kan ik aadmen waar de oneindigheid Alom zich breidt Tot levengolvend plein dat alzijds heemlen vloeien, Eén zee van onrust onder 't roerloos bloeien Der sterrenflonkrende eeuwigheid. Hier naar de stilten van uw troon Stijgt in éen toon 't Veelstemmig wee dat bruist in de aardsche holten; En elk gelaat dat tot u opziet uit de volten, Is oogenblikklijk schoon. Hier ook gaat om door tijds verstarden nood Het spel van morgenrood En dag en nacht en avond in zoo glorierijk bewegen. Dat hier alleen een ziel ontwaken kan en zeggen: Een uur geleden sloeg de dood! Vorige Volgende