Stemmen(1907)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 185] [p. 185] Storm Wolk-overweende maan Lacht open af en aan, Bevloeit met zilverkanten vorm Het sombre park waar om Den val van vijverkom Het rank geboomt zwiept in den najaarsstorm. De wind schalt onvermoeid Als donder tong-ontboeid, Die gierde uit volle keel zijn langgesmoord geheim; Door 't lange loeien jagen De korte regenvlagen Als telkens keerend kletterhelder rijm. - Heeft dan geluk gebloeid, Is het zoo hoog gegroeid, Dat storm het met zijn luiden ondergang bespeel'? Behoeft die luchten hoon Tot vollen diepen toon Het zoete leven als gestemde veêl? - Tot goddelijke aandacht, Uit zachtgeheven klacht Om levens klein verlies, verstomt mijn mond: - Over mijn landen dood Ruischen de vleuglen groot Van voller schoonheid dan hun zomer ooit verstond! Hoog achter wolken wanen Van eigen lage tranen Vinden mijn oogen de' ouden kinderlach: Die is den storm ontstegen, Die uit den storm den regen Van eeuwge schoonheid op zijn oogleên vangen mag. Vorige Volgende