Stemmen(1907)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] Najaar Weekblauwe lichtgefloersde dag Schijnt door het kleurig herfstloof in. Groote matgouden zonnespin Weeft vochten hof in glinstrend rag. Na zooveel dagen vol en zwaar Van ruischend loof en zonneroem Hoe vindt mij open als een bloem Dees late teêrste dag van 't jaar: In 't windloos weêr doorzichtig blij, Vreemdbleek in rood-en-gelen brand Van 't blader-overstrooide land. Daar is geen schaduw achter mij. Met lichte witte handen 'k weeg Volkomen op elkander af Het luttele geluk dat 'k gaf, Het luttele geluk dat 'k kreeg... Maar 't is me of vloeit in de' effen schijn Liefde die nooit méer heeft verlangd, Als warme bloed uit en omvangt Wereld en menschdom eindlijk mijn. Ziel zonder stijging, zonder druk Mint Leven goed en blij en groot... O kom, volmaakte schilder Dood, En neem mij in dit rijp geluk! Vorige Volgende