Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 70] [p. 70] LXIV Waar tijd en eeuwigheid elkaêr beroeren, Worden de sterren in den nacht geboren, Vuurbloemen die de rijzendranke roeren Van donkre aardtochten naar Gods ooglicht boren. En waar de heemlen van voor Hem vervloeren Tot glazen glansbaan eindeloozer koren, Lijnen der stelslen weemlende kontoeren Door 't klaar kristal donkervermoede voren: Door weêrzijds-open venstren als door oogen Schijnen de heemlen in elkaêr en de aarde: Liefde met liefde wisslen wondre waarden, Aarddonker tegen Godslicht opgewogen... In evenwicht van gulden ruil geheven Wandelt de wereld vleugelloos te zweven. Vorige