Sonnetten(1920)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] II Hemel, eindloos blauw lokkend zieleweiland, - Zee, die in zon- en maanstilte of wolkdonderen Aandrijft de veelheid der wereldsche wonderen Wier vrije vlotte vloot bij ieder tij landt, Zie ons, bleek menschdom, uit ons eng afzonderen Op dit uw zielenvol dagegroen eiland, Als slaven naar hun overzeesch en vrij land, Wringen ons handen van vervoerings vlonderen: Diep in een ouden droom die altijd weêrkomt, Ligt opgetrokken aan den havenkant Vleugelen boot waarmeê we eens zijn geland Als zon en maan en sneeuw en regen neêrkomt, - Tot laten einddroom wanneer ge openbreidt: Windbreede vaart naar alle oneindigheid. Vorige Volgende