Liederen van Isoude(1921)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] [Daar slaapt een wel vergraven] Daar slaapt een wel vergraven Veel dieper dan geluk en leed: Dien hare tranen laven, Al andren dorst vergeet... Ik lag in mijn liefs armen. De nacht was zwart en stil en diep, Een blind en zoel erbarmen: Ik waakte wijl hij sliep. Al liefdes hope en heugen Werd vloeibre laafnis in mijn mond: Ik dronk in lange teugen Het leven tot den grond. [pagina 51] [p. 51] Ver als der ebbe branden Murmlend de wereld verging. Ik bleef op zoelen zande Gelijk een drenkeling, In roerelooze vreeze Of de komende ademtocht Leven of dood zou wezen: Zoo, zonder wil of macht, Liet ik het leven glippen Als een vervluchten droom. Mijn adem stond op mijn lippen Als het sap in een winterschen boom. Buiten der zinnen sluizen Aan mijnen koelen wang Voelde ik het donker verruischen Tot een allicht geklank. [pagina 52] [p. 52] In heimelijke zalen Een stralend feest hief aan: Daar sloegen de nachtegalen, Daar rees de ronde maan. Mijn lijf, een doffe wade, Lag strak en zwaar gespreid. Ik zonk naar ongepade Duizle verlatenheid - Tot ergens diep ging zwellen Een luttel donker zaad, Van ondergrondsche wellen Neurde het klein gepraat. Door duur van uurloos zwijgen Voelde mijn leêg geduld Het leven in zich stijgen Als een beker die wordt gevuld. [pagina 53] [p. 53] Tranen baadden te warmen Mijn ijskoud aangezicht... Ik waakte in mijn liefs armen: De nacht was luid en licht... Daar slaapt een wel vergraven Veel dieper dan geluk en leed: Dien hare tranen laven, Al andren dorst vergeet. Vorige Volgende