Lente-maan(1916)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] [Mijn hart belijdt wat niemand weet,] Mijn hart belijdt wat niemand weet, Dat in den dood ons niets ontsterft, Dat ziel alleen niet overerft Wat haar aan deze zijde ontgleed, Zoo vaak haar eeuwenjonge droom Die uit al schoonheid die zij mint, Als hachelijken adem wint Dit vluchtig sterfelijk aroom, Eén oogenblik verweifeld waakt Wijl haar slaapwandelende hand Zich om de zilvren koorde ontspant En in haar borst de hartslag staakt, [pagina 48] [p. 48] En van een heimelijken schat, Een onverworven zekerheid, Zinkt in de bedding van den tijd Een nimmermeer bezonnen wat. Vorige Volgende