Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] De doode dichter 'k Droomde vannacht van hem: 'k zag zijn gelaat Stralend en zonder schijn of schaûw van wee, En hoorde als altijd de muziek dier zee, Zijn gouden stem. Hij wekte in veil geraad Verholen gratie waar zijn ooglicht glee. Uit niets bezwoer hij wonders overdaad. Tot 't minste ding in schoonheid ging verwaad, En heel de weerld was éen bekoorde steê. [pagina 189] [p. 189] Dan, leek mij, buiten dicht gesloten poort Rouwde ik om woorden ongeboekt verloren, Verschald verhaal, geheimnis half gehoord, Wondren verstoken van der wereld ooren, Gedachten stom als vogelen vermoord - En waakte en wist hem dood gelijk tevoren. (Alfred Bruce Douglas) Vorige Volgende