Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] Sonnet Ik denk aan hen die jong met ons verbleven, Knapen met oogen licht en lichte haren, Toen 't nieuw verlangen onzer zestien jaren Voor liefde hield der zielen eender beven, - Die, van ons weg, zich aan een vrouw vergeven, Tot zij de laagheid van 't bestaan ervaren En wij hen weêrzien en den smet ontwaren, Dien andre lippen brandden in hun leven -: [pagina 187] [p. 187] Als in den nacht gardenia's die heel Een avondfeest aan uwen boezem lagen, Opleven thuis in waters milde koelheid... Zij geuren nog: gij kunt ze nog eens dragen - Slechts fluistert door de bladen 't eevne geel Van veel te lange nachtwake in de zwoelheid. (Leopold Andrian) Vorige Volgende