Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Undique [pagina 137] [p. 137] Strofen naar Sappho Flonkertroonge onsterfelijke Aphrodita, Listenvlechtster, dochter van Zeus, u smeek ik: Laat mijn hart, ontzagbre, door angst en pijnen Niet overweldgen! Naak ter hulpe, als ooit in 't verleên van ver gij Mijnen roep vernaamt en verhooren wilde, Uwen gouden wagen bespannend, vaders Woning verliet en Hierheen afkwaamt: schoone gezwinde musschen Op hun wervelwiekende vleuglen voerden Boven donkere aard van den hemel neêr u Dwars door den aither. [pagina 138] [p. 138] Onverwijld genaakten zij. Gij, o zaalge, - Glimlach overlichtte uw onsterflijk aanschijn - Vroegt mij de oorzaak waarom ik leed, waarom ik Riep naar uw bijstand; Wat mijn driftbedronkene hart het liefst wel Zag geschiên: ‘Wie smacht gij dat Overreding Leiden zal ter sponde uwer liefde? Wie, o Sappho, versmaadt u? Als zij thans u vlucht - binnenkort vervolgt zij. Weigert ze uw geschenken - zij eindt met geven. Mint zij niet - zij zal overhaast beminnen Ondanks zich-zelve.’ ... Kom ook nu ter hulpe, en uit zware zorgen Maak mij los: volvoer wat mijn harte hunkert Dat gij zult volvoeren, en wees nog eens mijn Strijdbare helpster! Vorige Volgende