Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] In de sluis Lief, ontwaak: de late sterren dooven In den koelen morgenzucht, En de leeuwrik uit onzichtbre hoven Voer al door de lage lucht. Met het binnenstuwend water rijzen We in de alomme klaart: Al de teekenen der heemlen wijzen Op een gunstge vaart. Moedeloos als ballingen vernachten, Meerden we in verlaten sluis - Zie met welk ontwaken ons de goôn bedachten Of wij sliepen bij hen thuis: [pagina 132] [p. 132] Zoovele andren met ons zijn hun gasten, Makkers naar een nieuw verschiet: Diep uit bosch van tuig en masten Heft een jonge stem ons oude lied! 't Water zwijgt. Ik hoor de winden loopen Buiten langs de vrije reê - Aanstonds gaan de donkre deuren open Op de morgenlichte zee! Vorige Volgende