Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Nachtelijk bezoek Uren roereloos vergleden Had ik om den slaap gevleid, Om den droomdoorzonden vrede Waar gij nimmer verre zijt: Uren roereloos vergleden Had ik om den slaap gevleid. Nergens door den wand van 't donker Kierde schemer van uw schijn, En geen ster liet haar geflonker Neder in den kuil der mijn: Nergens door den wand van 't donker Kierde schemer van uw schijn. [pagina 103] [p. 103] Toen als parelen geregen Tot éen melodieuze dracht Zong het ruischen van den regen In den diepen zomernacht: Droppelen aaneengeregen Tot een melodieuze dracht. In die dauwvervloeide wade Zijt gij zelve neêrgedaald: Blinde glans van uw genade Heeft mijn eenzaamheid doorstraald: In die dauwvervloeide wade Zijt gij zelve neêrgedaald. Violette regenbogen Donkerden door 't duister in: Ziel die ademt door heur oogen, Dronk uw dooven luister in: Violette regenbogen Donkerden door 't duister in. [pagina 104] [p. 104] Vingerspitsen streelden luiten In der heemlen hoogen grond: Met de zomerbloemen buiten Rees de ziel gedrenkt, gezond: Vingren streelden verre luiten In der heemlen hoogen grond. Tot, uit ijverzucht gekomen, Slaap die nimmer komt uit plicht, Weg ons nam naar 't land der droomen In het nachtelooze licht, En de schaduw is genomen Van uw zuiver aangezicht. Vorige Volgende