Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Voorzang uit ‘Theseus op Naxos’ Avond. Een jonge roeier zingt: Als de Vader van de winden Goede gunst en bries blijft zenden, Brengt de derde dag ons onverwachten Zonder riemslag Naar het vaderland, naar huis. Vlekkelooze lichtgezeefde klaarheid Gaat de nacht op aan den hemel - Nauw bevleugde slaap mijn oogen Al de dagen en de nachten, [pagina 70] [p. 70] Sinds, ontkomen aan doods duistren doolhof En zijn angstgestrengeld net van paden, Ik de wereld en den blauwen hemel En het leven wederzag. In de schaduw van de zeilen Kijk ik uit naar zee en hemel, Voel mij door de lange dagen Glijden als een schim. Schooner wolken, schooner vooglen Dan ik immer heb geweten Drijven door de diepe luchten over, Uit wier afgrond zon en maan en sterren keeren Nieuw en vreemd. Van de plecht der schepen die wij praaien, Van eilanden, uit hun bloemdoorkleurde tuinen, Wuiven groeten slanke goden. [pagina 71] [p. 71] Tusschen 't maatvolle bewegen Van verheerelijkte lijven, Tusschen 't vloeiendlichte stralen Van gelukvergoddlijkte oogen Roert mijn jonge lichte wezen, En den koelgekruiden smaak van 't leven Proeft mijn mond bij elken ademtocht. 't Zalig-zekere verlangen Naar mijn meesters huis en zijn bekenden Drink ik maar bij lust en wijle Diep en langzaam als een geurgen Wijn en zonder overdorst... Moog' het, als ik thuiskom, wezen In den zonnigen voormiddag Als de knechten 't land bestellen, En het erf ligt warm en eenzaam, [pagina 72] [p. 72] En mijn moeder met de jonge maagden Kneedt in 't donkre meelbestoven Molenhuis de madza voor den middag. Grommend rekken bij mijn naadren In het zongeblakerd zand zich De geketende Molossers. Maandenlange droom vertastbaard, Blijf ik zwijgend, Donker in het helle deurgat. En mijn moeder - en de schuwe, slanke, Donkeroogige, verschrikte Thressa Bleek en bevend, - En haar oogen zeggen al haar liefde... Zal mijn heer op 't feest zijns harten Eén ding weigren Aan den slaaf die uit den dood den jongen meester Tegen hoop behouden wederbracht? Als de Vader van de winden Goede gunst en bries blijft zenden, [pagina 73] [p. 73] Brengt de derde dag ons onverwachten Zonder riemslag Naar het vaderland, naar huis. Vorige Volgende