Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Maneschijn op zee De maan bloeit uit den ijlen nevel open Tot smettelooze pracht: Daar ligt de zeebaan glansbedropen Dwars door den wazen nacht. Het stille schip glijdt uit zijn duister Binnen de vloeibre klaart: Wij voelen hoe het door den teedren luister Van onzer oogen spiegels vaart, De raggegouden netten die zij werpen Van uit de zaalge rust Waarin wij schuilen op de bleeke terpen Der zanden kust... [pagina 68] [p. 68] Toch, ginds als hier wijkt alle luister verre: De man aan 't roer Bestuurt de boot naar vaag vermoede sterren Over den sombren vloer... Zoo werpen alzijds zielen hare stralen Onder dit duistere gewelf, En zien door haren glans wel andre zielen dwalen, Maar blijven donker zelf. Vorige Volgende