Carmina(1912)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Sonnet Sponsae aeternae Ik weet dat gij mij nog verschijnen zult, Zoo zeker als de bloemen wederkomen: Der dingen doove dek hebt gij genomen, Het donkre leven dat de steden vult, Den winterwind die klaagt door dorre boomen, Ten sluier die uw eeuwgen glimlach hult... Ik zoû gelukkig zijn, als slechts geduld Den slaap kon vinden om van u te droomen... [pagina 64] [p. 64] Een prins, te vroeg ontwaakt in wintermorgen, Dwaalt als een vreemde door zijn kille huis Tusschen de trage slaven die bezorgen Huns heeren dag met onbeheerd gedruisch, - Zóo moet ik waken tot gij wederkomt En u nog eens in menschenaanschijn momt. Vorige Volgende