Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Verre dageraad Als in zijn bolster de rijpe tarwe, Als vlinder binnen zijn poppevlos Kan ik niet leven, mag ik niet sterven - Ik houd geen wortel, ik kom niet los. Afdorren voel ik de levensstrengen, De krachtverlaten uit moeders hart, Tot flauwste zwijmel zich uit gaat lengen In droom die de enge windselen flardt: Het schemerdagen van andre zonnen Doorglinsterdauwt het verijld membraan; Voorschijn van schoonheid nog nooit bezonnen Slaat in mijn weifelende onmacht aan Den blinden drang met zijn bitterzoete Door wanhoop nog verzaligde spijt, Het alle banden verwrichtend moeten Van prilste kiemende manbaarheid... O telkens weêr overnieuw verscheuren In levens eeuwigen moederschoot Van deze liefde die staâg herboren Moet worden buiten en vóor haar dood... [pagina 76] [p. 76] Uiteengereten waar elke deeling Doorleden wordt als gewild verraad, Geschonden zonder éen kans op heeling Door Die al zaliger wonden slaat... Hetzelfde licht dat in morgenwegen Ontbloeit naar nimmer berekend goed, Verteedert schoonst als in avondzegen Het liefste dat ik begeven moet. Vorige Volgende