Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Gestoorde eenzaamheid Wij bleven onveranderd trouw aan 't heden; Zij zijn het, die nu bij ons willen zijn, Zich redden uit hun donker en 't verleden In onzen zaalgen avondschijn. Weer niet hun dorre handen van de zoomen; Hun ijdel lijf heeft geen gewicht of vat; Alleen in de' onlust der slaapwandeldroomen Benaadren ze onzen tastbren schat Met halfbewust en machteloos begeeren; Hun oog ziet maar hun eigen blinden waan; Zij kunnen ons niet schaden en niet deren; Zij doen zichzelf hun moedwil aan. En onze deernis en ons medelijden Strekt tevergeefs de zegenmilde hand Naar dit hun onbegeerd geduld geleide En keert in den oprechten stand Van trouwbevochten nimmermeer te deelen Geluk tot deelen altijd weêr gereed, Dat hier voorbijgaat langs de duistre velen Als onuitspreeklijk godlijk leed. Vorige Volgende