Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Een weêrzien In den avond, als de rozen bloeden, Zijt gij tot mij weêrgekeerd, Als voor zaalgen spijt of wroeging 't Licht nog enkle hartekloppen duurt. In doorguld-albasten beker Van de stilte viel de bare groet Zonder éen weêrklank naar het verleden, Van geen enkele belofte groot. Als twee luisterveege wolkgedaanten In den afgrond van zons ondergang Naar elkaêr oplaaien en vergaan in Eén verheerlijkte vernietiging, Zoo verzonk verzoening en haar boodschap In Gods groote onuitgesprokenheid, In den wereldendoortrilden voorhang Voor de heimenis van zijn gelaat... Weg van 't eiland van den schemer, Aangeteisterd door den vloed Van den nacht die tegelijk uit aarde en hemel Ademblind kwam opgezet, [pagina 53] [p. 53] Bleef geen uitweg voor ons twee tezamen Ter gastvrije donkerheid, Tot de tent der zielsvereende ekstaze Op de bleeke brug van lijf en bloed; Wees geen uitgang naar de lichte dagen Van het zoet bezonnene bezit Dat der ziel vergunt haar ballingschap te laven In zijn eindeloos verstild gebed. Achterbleven we in ons zelf verlaten Vóor het afscheid ons liet uitgeschud Als wien van zijn oogst uit hoop en schade Geen zaaikorrel overschiet Voor het hongrig braakveld van den akker Door verlangen rustloos opgeploegd Tot de wortelwellen en de sappen Waaruit dood en leven vrucht... Machteloos geslagen en gebroken - Welke kracht was van haar uitgegaan? - Lag de slapelooze ziel besloten In der binnenwaatren ban [pagina 54] [p. 54] (Buiten dreven maan en sterren Onverschillig raaklings langs, En de wijde mond'ngen van den melkweg Strakten weg in glinsterijs) Tot tezamen met den aardschen uchtend De vernieuwde daagraad van den droom Als een open roos de hemelen verluchtte En de oneindigheid innam: Schijnverloren prijsgegeven posten Klaarden uit der jaren mist Diepvooruitgeschoven in de sonten Van de nieuw ontdekte kust; Der gedachten volgeruste vloten, Lang uiteengeslagen en gestrand, Reiden zich slagvaardig en ontplooid in Eén aaneengesloten machtig front Naar den eeniglijk onwankelbaren Spiegelbouw in 't wankele verschiet, Park van borchten en stervaste zaten, Dat Gods luister overschaduwd houdt; [pagina 55] [p. 55] De opgezeten legerkaravanen Hielden elk in hare stelling pal, Wachtend reisgereed in 't zadel Op het volgend zegezekere bevel Van den verren aardediepen hartklop, Weêr tot gaven aanslag sterk, Nu de duisterste geringste Van Gods runen In haar uitkomst feilloos bleek. Vorige Volgende