Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Alleen Ik was een stil en eenzaam kind, Eenzaam als geen - Gij zongt voorbij als een stem in den wind: Nu ben ik alleen, alleen. Gij streekt voorbij als een schoone schijn - Vanwaar? waarheen? -: Wat kan ik zonder u beter zijn Dan alleen, alleen? Alleen met de zee die ebt en vloedt Op haar gezetten tijd, Met de maan die krimpt, met de zon die gloedt, Met het gras dat dort en dijt, Met de avonduren die zijn volbracht Als de luide klok ze seint, Met Orioon die laat in den winternacht Rijst statig overeind - - Soms denk ik nog hoe tijden her Ik eenzaam was Als zee en zon en maan en ster En het naakte kuische gras. [pagina 33] [p. 33] Buiten den tijd en zijn bestier, Een ledig nest Hoog in den top van den populier, Komt nooit mijn hart tot rust. En alle dingen zijn eenzaam, en Vloeien ineen - Ik wil slechts wezen wat ik ben: Alleen, alleen, alleen! Vorige Volgende