Bezonnen verzen(1931)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Met wien gij als gelijke Met wien gij als gelijke, Liefde, verkeert en overlegt, Om al uwer genade blijken - Hoe is hem veel ontzegd! Nooit komt uw meêlij reiken Den slaapdronk der vergetelheid Als aan de kleinen die bezwijken Met elken avondtijd. Door zijn ondiepe droomen Gaat, vloed van licht- en schaduwtij, Al werelds onrust waargenomen; In vreeze ontsiddert hij Als breekt bij late nachtwaak Het onweêr uwer heerlijkheid, Dat uw vertrouwden tot hun dagtaak In uw bedoeling wijdt: De hemel straalt onttogen Diep boven maan- en sterlicht uit In de' éenen opslag uwer oogen, Uw vinger bliksemduidt [pagina 31] [p. 31] Den weg door 't warre duister Van deze zaalge doolhofhel, Dat tot den schemer van uw luister Der kindren blinde spel Hij leidt naar uw behagen, Voortijdge ziener van uw dag, In deernis die niet kan beklagen En niet benijden mag. Vorige Volgende